In het door minister Wiebes gepresenteerde definitieve Klimaatakkoord is de verlenging van de salderingsregeling in zijn huidige vorm tot 2023 en bijbehorende stapsgewijze afbouw tot en met 2030 opnieuw bevestigd.
Minister Wiebes maakte eind april namelijk al bekend dat de salderingsregeling in zijn huidige vorm gehandhaafd blijft tot 2023. Tot 1 januari 2023 verandert er daarmee niets voor wie al zonnepanelen heeft, maar vanaf dat jaar wordt de regeling tot 2031 stapsgewijs afgebouwd naar 0.
Opvolger
Over de salderingsregeling is in het Klimaatakkoord nu het volgende vermeld. ‘In het Regeerakkoord is opgenomen dat de salderingsregeling duurzame elektriciteit wordt omgevormd in een nieuwe regeling. Daarvoor is een langjarige kasreeks beschikbaar gesteld van 240 miljoen euro per jaar. Ook is afgesproken dat er een aparte regeling komt voor energiecoöperaties, die het mogelijk maakt dat omwonenden makkelijker kunnen participeren in duurzame-energieprojecten in hun directe omgeving. Ook wordt onderzocht hoe projecten van energiecoöperaties met een kleinverbruikersaansluiting kunnen worden opgenomen in de opvolger van de salderingsregeling.’
Kenmerken opvolger
In het definitieve Klimaatakkoord staan de volgende belangrijke kenmerken van de ‘nieuwe’ salderingsregeling:
De fiscale afbouw van salderen met ingang van 2023 maakt een soepele overgang mogelijk voor burgers en bedrijven die al geïnvesteerd hebben in zonnepanelen. Naast alle bestaande investeerders in kleinschalige zon-pv is de nieuwe regeling ook beschikbaar voor alle nieuwe investeerders.
Voor huishoudens die al zonnepanelen hebben of deze kabinetsperiode nog investeren in zonnepanelen, resulteert deze geleidelijke afbouw van salderen op basis van de huidige inzichten in een gemiddelde terugverdientijd van circa 7 jaar. Voor investeringen in zonnepanelen die na deze kabinetsperiode worden gedaan, kan de terugverdientijd mogelijk iets oplopen tot boven de 7 jaar, zo is de huidige verwachting.
Voor de omvorming van salderen is het noodzakelijk dat kleinverbruikers niet langer over een “oude terugdraaimeter” (red. Ferrarismeter) beschikken, omdat informatie benodigd is over de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit die wordt teruggeleverd. Met ingang van 1 januari 2023 zal daarom een verplichting voor alle kleinverbruikers gelden om een meter met minimaal 2 aparte telwerken voor levering en teruglevering te hebben. Het Rijk bereidt in overleg met de netbeheerders wetgeving op dit punt voor, waarbij ook handhaving aan bod komt.
Over de zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit die burgers en bedrijven zelf direct verbruiken of opslaan achter de aansluiting, betalen kleinverbruikers ook in de toekomst geen energiebelasting, btw en opslag duurzame energie (ODE).
In 2021 nieuwe regeling voor energiecoöperaties
In het definitieve Klimaatakkoord wordt bovendien opnieuw bevestigd dat er voor energiecoöperaties een aparte regeling nodig zal blijven omdat zij – net als nu – geen gebruik kunnen maken van de salderingsregeling. ‘Voor deze aparte regeling wordt thans in overleg met de sector onderzocht wat het meest geschikte instrument is. Daarnaast moet worden voorkomen dat de Postcoderoosregeling een ontwijkmogelijkheid wordt voor kleinverbruikers die salderen. Het streven is een aanpassing van de bestaande regeling dan wel een start van een nieuwe regeling voor energiecoöperaties per 1 januari 2021.’
Geef een reactie